In haar dichtbundel Kraanvogels schrijft Jane Leusink de doden naar ons toe. 'Opdat ze waarlijk in je kunnen opstaan en terug kunnen praten.' Onlangs verscheen in het Dagblad van het Noorden een interview door Joep van Ruiten met dichter Jane Leusink over haar zesde bundel, Kraanvogels. Zij vertelt over de rol van de doden in de bundel, hoe Kraanvogels tot stand is gekomen en hoe taal werkelijkheid schept. Lees hieronder de recensie. Leusink laat de doden terugpratenNa binnenkomst, in De Prinsenhof in Groningen, steekt Jane Leusink direct van wal. Ze heeft naast haar nieuwe dichtbundel een mapje met teksten meegenomen – artikelen, aantekeningen, krantenknipsels. Daaruit haalt ze een blaadje met dichtregels van Adriaan Roland Holst tevoorschijn: ‘Heen en weer geslingerd/ zonder rust of duur/ was ik maar een wingerd/ had ik maar een muur.’ Het is de lijfspreuk van haar dochter Roos, die drie jaar geleden is gestorven aan de gevolgen van borstkanker. Ze werd in deze krant herdacht in de veelgelezen rubriek Tijd van het Leven. Een jonge moeder die vrijheid zocht en vond tussen de schapen in de Pyreneeën, ver weg van haar familie. “Deze bundel gaat niet over mijn dochter”, zegt Leusink vooraf. Waar dan wel over? Ze slaat Kraanvogels open. De bladzijden staan vol met aantekeningen in potlood. “Ik kan mij voorstellen dat wat ik schrijf, vragen oproept”, zegt ze. “Gedichten zijn geen krantenstukken die je in één keer moet begrijpen. Dus heb ik voor dit soort gelegenheden, ook om te voorkomen dat ik dichtsla, mogelijke antwoorden genoteerd. Zoals waar sommige woorden en regels naar verwijzen, over het ontstaan van gedichten, wat mij bij het schrijven heeft geïnspireerd.” Ter verduidelijking begint ze bij de eerste afdeling, Dat we hier op aarde zijn, niet in het paradijs. “Ik volgde een schrijfcursus literaire non-fictie, ik wilde leren schrijven op basis van genealogisch onderzoek, maar dat was een totale miskleun”, vertelt ze. “Ik stak niets op, ook omdat ik al eerder een schrijfcursus had gevolgd. Toen dacht ik: waarom geen gedicht schrijven op basis van dat onderzoek?” Dat deed ze, met hulp van een inmiddels overleden stamboomonderzoeker, over de Pools-Russische deels naar de Verenigde Staten geëmigreerde familie van haar overleden man. Waarom niet haar eigen familie? “Omdat ik die voor een gedicht niet zo interessant vind als de zijne. Niet alle families krijgen te maken met armoede, landverhuizingen en pogroms, met communisme en de nazi’s en vernietigingskampen. Gelukkig niet.” Er komen veel doden voor in Kraanvogels. Net als in de vorige vijf dichtbundels van Leusink. De vraag ‘hoe dat zo gekomen is’ schuift ze opzij. “Ik hoef als dichter niet met een dramatisch en tranen trekkend verhaal in de krant.” In plaats daarvan bladert ze naar de verantwoording in haar bundel. Die eindigt met de zin: ‘Je moet de doden naar je toe schrijven, opdat ze waarlijk in je kunnen opstaan en terug kunnen praten.’ “Daar staat het”, zegt ze. “Dat is de sleutel.” De gedichten in de afdeling De kunst van het sterven op Bali zijn geschreven in herinnering aan een vriendin met een huis op Bali. “Ik ben er geweest. Het maakte een enorme indruk op me, zo toverachtig en mystiek. Net als veel andere figuren in deze bundel is ook die vriendin inmiddels overleden. Door over het te schrijven, komt alles tot leven. Dat kan poëzie bewerkstelligen. Het geeft een zekere troost.” Ze houdt er niet van haar gedichten uit te leggen. “Omdat je daarmee de lezer iets afpakt, terwijl je de lezer juist iets wil geven. Als ik bij iedere vraag die jij stelt mijn antwoorden geef, bedenk je zelf niets. Dan komt zo’n gedicht niet tot leven. Taal schept werkelijkheid, dat is mijn credo. Niet andersom. Je moet als schrijver, als dichter iets oproepen. Gerard Reve heeft het goed uitgelegd: een lezer heeft er niets aan dat jij eenzaam bent. Je moet een lezer laten voelen wat het is om eenzaam te zijn.” Wat hebben kraanvogels daarmee te maken? “Ze staan voor waakzaamheid”, zegt Leusink. “Zo heeft de Romeinse schrijver Plinius ze beschreven: na de trek rustend op één poot, met een steen in de andere poot, om die niet te laten vallen en daardoor waakzaam te blijven. Volgens de Chinese traditie dragen kraanvogels de zielen van de doden op hun rug. Dat vind ik een schitterend beeld.” In de bundel duiken kraanvogels op in het eerste gedicht in de afdeling De weg naar Andorra: ‘Wij de kraanvogels in de stilte van wiegende waakzaamheid/ van bocht, van wolk, van het kapen van ruimte, drijven/ metgezellen evenwijdig met ons mee, wij zien/ naast ons de ander, zien haar die wij delen/ met de blauwe lucht, waarin zij maar kort.’ Dit gaat niet alleen over een overleden dochter in de Pyreneeën, maar over iedereen die we te kort meemaken. “De kraanvogels dragen deze bundel”, zegt Leusink. “Alle figuren in deze gedichten, alle situaties en omstandigheden zijn naar mij toegedragen. Ik heb er vorm en woorden aan gegeven, waardoor ze bij ons zijn en met ons kunnen praten. Zij brengen ons verder.” JOEP VAN RUITEN
0 Comments
Leave a Reply. |
Die Vanbinnen, Sam Shepard, ISBN 9789491737572, 192 pagina's, €22,95
Archives
December 2024
Categories
Alles
|
Uitgeverij Nobelman Officiële Website Copyright © Nobelman.nl 2011-2024, All rights reserved. Website is NOT responsible for any external link on the website Powered by: Uitgeverij Nobelman Distributie / Contact us |
Contact
Uitgeverij Nobelman Hoofdvestiging: Emdenweg 3 9723 TA Groningen e-mail : [email protected] tel: 06 50831893 |