Tekst: Mieke Lageschaar De drukbezette Alvydas Šlepikas werd door de Litouwse Ambassade en Uitgeverij Nobelman naar Nederland gehaald voor een bijeenkomst rondom de eerste, direct uit het Litouws in het Nederlands vertaalde roman, Mijn naam is Marytė. De Litouwse ambassadeur Darius Semaska introduceerde uitgever Gerrit Brand, vertaalster Anita van der Molen, Litouws honorair consul van Noord-Nederland Lina Sotnicenkaite - van Kesteren en natuurlijk schrijver, acteur en regisseur Alvydas Šlepikas. De toon wordt gezet wanneer Anita van der Molen enkel pagina’s van het boek voordraagt. Daarna krijgt Šlepikas het woord. Šlepikas vertelt eerst over de historische achtergrond van de roman. Hoe de evacuatie van 10.000 Duitsers uit Oost-Pruisen uitmondde in een tragische verdrinkingsdood in de Baltische Zee. Hoe de achtergebleven gezinnen werden geteisterd door het Russische leger dat alles kapot maakte, vrouwen verkrachtten en alles wat los en vast zat roofde. En hoe de Russen hun huizen hadden ingenomen. De Duitse vrouwen en kinderen leefden in schuurtjes, kelders of daar waar ze dan ook maar konden schuilen. Oost-Pruisen had voor de oorlog vruchtbare grond en daarnaast waren de gezinnen die daar leefden rijk. Vandaar dat vrouwen vaak tien tot twaalf kinderen kregen. Dit zorgde er echter wel voor dat ze tijdens de ‘bezetting’ van de Russen hun kinderen niet konden onderhouden. Ze kregen namelijk voor één dag werken een voedselbon voor 400 gram brood. Kinderen stierven en er ontstond zelfs kannibalisme. De Russische autoriteit stond op een gegeven moment Litouwers toe om de grens over te gaan en voedsel aan de Duitsers te verkopen. Al het waardevolle dat de gezinnen verstopt hadden, werd verruild voor eten. De waardevolle spullen raakten snel op en moeders moesten hun kinderen ruilen voor voedsel. Er waren tevens kinderen die de grens overstaken naar Litouwen en daar probeerde eten te verdienen om vervolgens weer terug te keren naar hun moeder en broertjes en zusjes. Deze kinderen en andere rondzwervende kinderen werden wolfskinderen genoemd. In Litouwen leefden ongeveer 30.000 wolfskinderen. In de bossen verloren veel kinderen hun leven. Gelukkig waren er ook nog Litouwers die de kinderen opvingen en waar ze konden inburgeren. Die inburgering was meteen hun bescherming. De Litouwse gezinnen probeerden tevens papieren voor de kinderen te regelen. Dit deden ze via de kerk. De te vertrouwen priesters schreven overlijdensaktes uit voor de kinderen. Het Litouwse gezin ging na de oorlog naar de Russische overheid. Daar vertelden ze hoe ziek hun kind was geweest en dat de priester alvast een overlijdensakte had uitgeschreven, maar wonder boven wonder had het kind het toch overleefd. Ze waren in de oorlog alleen de geboorteakte verloren en op die manier kwamen ze dan aan Litouwse papieren voor het kind. In de paspoorten van deze mensen staat vandaag de dag wel een geboortejaar genoteerd, maar de dag en maand ontbreken. Het Rode Kruis zet zich in om de Duitse namen van de voormalige wolfskinderen te vinden en ze met hun familie te herenigen. Šlepikas noemt zichzelf meer poëet dan schrijver. Vandaar dat zijn roman een poëtische karakter heeft. Hij heeft ervoor gekozen om niet te veel tekst te gebruiken, maar wel veel informatie te geven. Door middel van de poëzie kon hij in korte uitdrukkingen veel vertellen, waardoor het boek soepel te lezen is voor jong en oud. In het boek staan alleen gecontroleerde feiten, de enige vrijheid die hij zichzelf permitteerde was de poëtische vrijheid. Het verhaal is gebaseerd op ervaringen van meerdere personen die Šlepikas heeft geïnterviewd. Een schrijnend voorbeeld geeft Šlepikas als hij praat over een Duitse film waarin een Litouwse Partizaan een Duits meisje verkracht. Toen hij de filmmakers vraagden waar ze dat vandaan haalden, vertelden ze dat ze het verzonnen hadden en dat ze dachten dat het wel zo gebeurd kon zijn. Echter was dit onmogelijk, omdat de Partizanen en Duitsers beiden tegen de Russen in opstand waren.
In Litouwen is de zesde druk van de roman al verschenen en is het boek opgenomen in het curriculum van scholen. Šlepikas reist dan ook door heel Litouwen om presentaties te geven over de verschrikkelijke gebeurtenissen die hij in zijn roman beschrijft. Door Mano vardas Marytė kwam er steeds meer erkenning en herkenning, het opende het gesprek over de wolfskinderen. Daarvoor was het al die tijd een taboe geweest. In Duitsland leeft dat taboe nog steeds, de Duitsers durven zichzelf nog niet in de slachtofferrol te plaatsen vanwege hun schuldgevoel. Toch is ook daar al de tweede druk verschenen. Het boek is tevens verschenen in Polen en Estland. Momenteel wordt het boek vertaald in het Russisch. Šlepikas is in 1997 begonnen met het verzamelen van feiten over de wolfskinderen. Van 2009 tot en met 2011 is hij bezig geweest om de verzamelde informatie om te zetten in deze prachtige roman. Veel informatie heeft het boek niet gehaald, zoals bijvoorbeeld de wolfskinderen die op dit moment hun familie zoeken. De roman vertelt een schokkend verhaal over een vergeten geschiedenis, een geschiedenis die alsnog besproken moet worden, wereldwijd. De roman is verkrijgbaar voor €19,95 via alle boekhandels en via onze webshop.
0 Comments
Leave a Reply. |
Die Vanbinnen, Sam Shepard, ISBN 9789491737572, 192 pagina's, €22,95
Archives
Januari 2025
Categories
Alles
|
Uitgeverij Nobelman Officiële Website Copyright © Nobelman.nl 2011-2024, All rights reserved. Website is NOT responsible for any external link on the website Powered by: Uitgeverij Nobelman Distributie / Contact us |
Contact
Uitgeverij Nobelman Hoofdvestiging: Emdenweg 3 9723 TA Groningen e-mail : [email protected] tel: 06 50831893 |