Joaquim Amat-Piniella (Manresa, 22 november 1913 - l’Hospitalet de Llobregat, 3 augustus 1974) was op jonge leeftijd al actief in het culturele en leven van zijn woonplaats Manresa. Hij publiceerde in het avantgardistische tijdschrift Ara (‘Nu’) en in het dagblad El Dia (‘De Dag’), de spreekbuis van Esquerra Republicana de Catalunya (Republikeins Links van Catalonië). In 1932 werd hij de persoonlijke secretaris van Francesc Marcet, burgemeester van Manresa. Nadat in 1934 de Republiek van Catalonië was uitgeroepen, werd Amat-Piniella drie maanden vastgezet in de Modelgevangenis van Barcelona. Toen in 1936 de Burgeroorlog uitbrak, staakte Amat-Piniella zijn rechtenstudie en trad als vrijwilliger in dienst van het leger van de Republiek. Als luitenant van de artillerie vocht hij aan de fronten van Aragon, Valencia en Andalusië. In 1939, kort voor zijn vlucht naar Frankrijk, trouwde hij met de onderwijzeres Maria Llaveries. In 1946 kregen ze een zoon, Marcel. Tot groot verdriet van haar echtgenoot kwam Maria in 1949 te overlijden. Samen met vele duizenden Catalanen steekt Amat-Piniella aan het einde van de Burgeroorlog de Franse grens over, op de vlucht voor de franquistische repressie. In Frankrijk wordt hij geïnterneerd in een kamp en verricht hij na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog hand-en-spandiensten voor het Franse leger. In juni 1940 wordt hij gevangengenomen door het Duitse leger en enige maanden later gedeporteerd naar het concentratiekamp Mauthausen, waar hij een aantal Catalaanse vrienden en kennissen zal terugzien. In 1943 en 1944 verblijft hij in kleinere kampen in de buurt van Mauthausen, waar het leven iets minder zwaar is. In de jaren dat hij in het kamp zat, schreef hij gedichten die hij met gevaar voor eigen leven verstopte in zijn kleren en die in 1990 werden uitgegeven in de bundel Les llunyanies: poemes d’exili (1940-1946) (‘De verten: gedichten in ballingschap’). |
K.L. Reich

Na zijn bevrijding vestigt Amat zich in Sant Julià de Lòria in Andorra, waar hij in 1945 en 1946 werkt aan K.L. Reich, ontegenzeglijk zijn hoofdwerk, dat evenwel pas in 1963 zal verschijnen, eerst in het Spaans bij de uitgeverij Seix Barral, vertaald door de schrijver zelf met behulp van collega-schrijver Baltasar Porcel, en kort daarna het Catalaanse origineel bij de uitgeverij El Club dels Novel·listes, die geleid werd door Joan Sales, die een ander hoogtepunt van de Catalaanse letteren op zijn naam heeft staan: Ongewisse glorie. Samen met enige lotgenoten richt Amat-Piniella in 1962 het clandestiene Vriendengenootschap van Mauthausen op, dat in 1978 gelegaliseerd zou worden.
Er zijn talloze boeken geschreven over concentratiekampen en de verschrikkingen van het naziregime. Daarom rijst wellicht de vraag waarom er nog een werk in Nederlandse vertaling aan moet worden toegevoegd. Op de eerste plaats vanwege het perspectief. Er is in Zuid-Europa relatief weinig geschreven over dit thema. Er zijn natuurlijk een paar belangrijke schrijvers, zoals Jorge Semprún en Primo Levi, maar Joaquim Amat-Piniella onderscheidt zich voldoende van deze twee meesters om hem te mogen beschouwen als een interessante aanvulling.
Op de tweede plaats is de vorm die Amat kiest markant: een roman met een extradiëgetische verteller. Gegeven het thema zou men verwachten dat de verteller zichzelf opvoert als personage en verslag doet van gebeurtenissen waarbij hij/zij direct betrokken is. In de meeste boeken over concentratiekampen en de naziterreur wordt er belang aan gehecht de lezer ervan te doordringen dat de beschreven feiten daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. En deze ambitie lijkt niet te stroken met fictie. Om de gruwelen van het naziregime over te brengen op een publiek dat ze niet aan den lijve heeft ondervonden, lijken er slechts twee wegen open te staan: hoogst persoonlijke lyriek of een ‘objectief’ relaas in de vorm van memoires, essays, geschiedschrijving... Maar Amat kiest ervoor zijn ervaringen te fictionaliseren in een roman, een bij uitstek ‘onbetrouwbaar’ genre. En dan ook nog met een verteller die in het hoofd kan kijken van allerlei personages, onder wie slachtoffers én beulen. Amat is ervan overtuigd dat de romanvorm waarheidsgetrouwer is dan een objectief verslag, zoals hij schrijft in zijn ‘Aantekening van de schrijver’: ‘We hebben de voorkeur gegeven aan de romanvorm omdat die ons trouwer leek aan de intieme waarheid van ons die dit avontuur beleefd hebben. Na alles wat er geschreven is over de kampen met de kille eloquentie van de cijfers en van de journalistieke reportages, menen wij dat we middels de weergave van het leven van een aantal al dan niet bestaande personages een juister en levendiger beeld kunnen geven dan wanneer we ons beperken tot een objectieve beschrijving.’
De grote ambitie van Amat-Piniella bij het schrijven van K.L. Reich is de ontleding van een fenomeen dat hij l’esperit del camp noemt, de geest, ziel, essentie van het kamp, een soort moreel nulpunt, waarnaar alle kampbewoners, bewakers en geïnterneerden, voortdurend dreigen af te zakken. Het prototype van immoralisme is Ernest, die zich moeiteloos laat afzakken naar dit nulpunt en gretig heult met de Duitsers in ruil voor privileges. Zijn tegenhanger is Francesc, die sterft als een held. De rest van de personages beweegt zich voor het merendeel tussen deze twee tegenpolen, in wat Primo Levi zo treffend de ‘grijze zone’ heeft genoemd. Op de eerste plaats natuurlijk Emili, het centrale personage van K.L. Reich. Amat heeft hem gemodelleerd naar een vriend van hem, de striptekenaar Josep Arnal, maar tegelijkertijd gebruikt hij Emili als spreekbuis van zijn eigen opvattingen en gevoelens. Amat was een bescheiden mens, die niet graag over zichzelf sprak, en daardoor werkt deze literaire maskerade uitstekend: Amat-Piniella voelt zich vrij om al zijn twijfels, scepsis, edelmoedigheid maar ook op zijn tijd kleingeestigheid te spuien via dit personage. Een ander interessant personage, met lichte en duistere zijden, is August, wat niet voor niets de naam van een keizer en een clown is. Enerzijds weet hij met zijn vele talenten en zijn onverschrokkenheid het lot van de Spanjaarden in het kamp te verbeteren, anderzijds is hij een sluwe zelfaanbidder. Als anarchist is hij de tegenpool van de stramme communist Rubio, die als barbier van de kampcommandant Hans Gupper een bevoorrechte positie heeft, die hij gebruikt om de vlam van het communistische verzet levend te houden. Gupper verzinnebeeldt de banale verdorvenheid van veel nazi’s, die in het Derde Rijk hun kans schoon zagen om op te klimmen tot leidinggevende functies, ondanks hun nederige maatschappelijke positie. Tegenover hem staat Werner, de Duitse tegenhanger van Francesc, en het prototype van de beschaafde Duitser die walgt van de nazi’s.
Dit procédé, waarbij we deelgenoot worden gemaakt van de lotgevallen van een reeks slachtoffers en beulen van het concentratiekamp, werkt fantastisch. K.L. Reich is een prachtige en spannende roman. Het is natuurlijk bekend hoe het met het kamp Mauthausen is afgelopen, maar het blijft voortdurend spannend wie van de romanpersonages de eindstreep haalt, in moreel en in fysiek opzicht, en niet ten onder gaat aan de kampgeest. De neutrale, onopgesmukte stijl zet de gruwelen van het naziregime in een schril en ongenadig licht. Een voorbeeld:
"De volgende dag dacht niemand meer aan de Fransman. Er had zich een nieuw gespreksonderwerp aangediend: kannibalisme. Een Slaaf was gek van de honger de
wc’s binnengelopen waar ‘s nachts de lijken werden bewaard die in de vroege ochtend naar het crematorium werden overgebracht, en hij had met een stuk van
een zaag de buik van een van de doden opengesneden. Het was niet het eerste geval en het zou ook niet het laatste zijn. De kannibaal werd gesnapt omdat er de
volgende dag nog steeds opgedroogde bloedvegen rondom zijn mond zaten. Enige uren later werd hij half doodgeslagen opgehangen aan een dwarsbalk van de
barak."
Na de tekst van de roman is een uitgebreid nawoord van Marta Marín-Dòmine toegevoegd. Zij is een expert in exilliteratuur en heeft een paar jaar geleden een boek geschreven over haar vader, die evenals Joaquim Amat-Piniella aan het einde van de Burgeroorlog naar Frankrijk is gevlucht. Het nawoord wordt gevolgd door de brieven tussen Amat en zijn uitgever Joan Sales, en de bevindingen van de franquistische censuur met betrekking tot K.L. Reich.
Uitgeverij Nobelman Officiële Website Copyright © Nobelman.nl 2011-2022, All rights reserved. Website is NOT responsible for any external link on the website Powered by: Uitgeverij Nobelman Distributie / Contact us |
Contact
Uitgeverij Nobelman Hoofdvestiging: Emdenweg 3 9723 TA Groningen e-mail : info@nobelman.nl tel: 06 50831893 |